Dier van de week
De ooievaar is een van de grootste vogels van ons land, met een lengte van 1 tot 1,2 meter en een spanwijdte van 1,55 tot 1,65 meter. Als hij rechtop staat, is de ooievaar zo’n 1,1 meter hoog. Ooievaars wegen tussen de 2,3 en 4,4 kg. Het zijn echte vleeseters, met een zeer divers menu. Daarop staan insecten, vissen, amfibieën, reptielen, kleine zoogdieren en kleine vogels. De ooievaar leeft in extensief beheerde weilanden en uiterwaarden met een hoge waterstand. Hij vangt het meeste voedsel op de grond en uit ondiep water. Ooievaars communiceren door met hun snavel te klepperen. Ze bouwen een nest van grote takken, dat ze jarenlang blijven bewonen. Het vrouwtje legt elk jaar een legsel van drie tot vijf eieren, die ruim dertig dagen later uitkomen. Ooievaars hebben de zorgtaken verdeeld: zowel het mannetje als het vrouwtje broedt en verzamelt voedsel. Na zo’n 60 dagen verlaten de jongen het nest.
In de 20e eeuw was de ooievaar door versnippering van zijn leefgebied, het gebruik van pesticiden en bejaging bijna verdwenen uit ons land en uit grote delen van Europa. In Nederland waren er in de jaren 80 nog maar 12 paartjes over. Vervolgens werd een beschermingsplan opgesteld, inclusief een fokprogramma. Daardoor broedden er in 2008 weer 700 paren in ons land. De ooievaar is inmiddels niet langer een bedreigde soort. In de weilanden rond de Kennemerduinen kun je de ooievaar regelmatig aantreffen. Ooievaars zijn trekvogels en kunnen grote afstanden afleggen. De meeste Nederlandse ooievaars vliegen in de winter over Spanje naar West-Afrika. Een klein deel (zo’n 20%) blijft in de winter in ons land.
Ooievaars worden beschouwd als geluksbrengers. De oude Germaanse naam voor ooievaar, ‘eidebar’, stamt af van ‘eide’, dat ‘leven’ of ‘geluk’ betekent en van ‘bar’ of ‘baren’, dat ‘brengen’ betekent. Rond de ooievaar zijn in de loop der tijd veel mythes ontstaan. Een van de meest bekende is ongetwijfeld het verhaal dat kinderen ‘door de ooievaar worden gebracht’. Het is nog steeds traditie om een afbeelding van een ooievaar (met in de snavel een luierdoek met een kindje erin) te plaatsen bij een woning wanneer er een kindje geboren is. Veel baby’s hebben bij de geboorte kleine roze vlekjes op de huid, die na verloop van tijd vanzelf verdwijnen. Als deze in de nek voorkomen, worden ze ook wel ‘ooievaarsbeet’ genoemd. De ooievaar zie je in ons land ook in stadswapens terug (onder andere in dat van Den Haag). De ooievaar werd vroeger ook wel ‘uiver’ of ‘eiber’ genoemd.