Dier van de week

De meikever (zie dier van week 20) is vrij bekend. Minder bekend is de junikever. Die lijkt er qua uiterlijk sterk op, alleen is hij wat meer roestbruin van kleur en heeft hij een sterk behaard lijf. Voor de meeste mensen is de julikever echter een volstrekt onbekende soort. Dat is ook niet zo vreemd, aangezien hij zeldzaam is. Hij verschilt heel sterk van de meikever en junikever. Hij heeft een gemarmerde tekening van zwart of bruin met wit of geel. De mannetjes hebben grote gevederde antennes. Op de foto een julikever in De Kennemerduinen.

De larve van de julikever voedt zich met wortels van grassen en verandert na drie tot vier jaar in een kever, die zo’n vier centimeter groot wordt. Hij is daarmee een stuk groter dan de meikever en junikever. De julikever houdt van naaldbos op zandgrond en eet dennennaalden. Hij vliegt in de schemering tot middernacht en houdt zich overdag stil.

Mocht je een julikever tegenkomen, pak hem dan maar eens voorzichtig op. Als hij zich bedreigd voelt, maakt hij een verrassend hard, knarsend geluid. Daar schrik je wel even van. En dat is ook de bedoeling, want zo houdt hij zich belagers van het lijf.

De julikever komt voor van Zuid- en Midden-Europa tot de Kaukasus en Noord-Afrika. In Noord-Duitsland en Nederland is de soort inmiddels zeldzaam, door aantasting van zijn leefgebied. De kever wordt in Nederland alleen in naaldbos in het duingebied aangetroffen. Dat onderstreept het belang van het behoud van naaldbos in de Nederlandse duinen. Zonder naaldbomen verdwijnt de zeldzame julikever niet alleen uit de duinen, maar daarmee ook uit ons land.