Dier van de week
De Kennemerduinen zijn zeer vogelrijk. Ook de roodborsttapuit voelt zich hier thuis. Deze kleine zangvogel broedt in open terrein met struiken, in duin- en heidegebieden en in bergachtige landschappen. In Nederland zie je de roodborsttapuit met name in maart–oktober. Een klein aantal overwintert ook in ons land, maar de meest roodborsttapuiten zoeken een warmer overwinteringsgebied op in Zuidwest-Europa en Noord-Afrika.
De roodborsttapuit is 11–13 cm lang. Zijn favoriete voedsel bestaat uit insecten als langpootmuggen, maar hij eet ook wormen, rupsen, spinnen, slakken, zaden en bessen.
De roodborsttapuit bouwt een goed verborgen nest op of net boven de grond. Hij broedt vanaf maart en heeft tot wel drie legsels, met meestal 4-6 eieren. Het broeden duurt zo’n 14 dagen. De jongen blijven een week of twee op het nest en worden na het uitvliegen nog twee weken door de oudervogels verzorgd.
Na een forse daling van het aantal in de jaren ’80 (in 1975 waren er 5.000 broedparen, in 1983 nog maar 2.000), is het aantal roodborsttapuiten sinds de jaren ’90 opmerkelijk toegenomen. In 2020 telde ons land zo’n 20.000 broedparen. Dat is met name te danken aan de toename van het areaal aan natuurlijk beheerde uiterwaarden, extensief bermbeheer en het herstel van heidegebieden.
Je treft de roodborsttapuit vaak aan op de toppen van lage bomen en struiken, omdat die een mooie uitkijk- en zangplek vormen.